Historie en Karakter

Oprichting: 13 augustus 1770
Op 13 augustus 1770 besluiten enige Gorcumse burgers een sociëteit op te richten. Een herensociëteit. Er worden afspraken gemaakt, een reglement wordt opgesteld en er wordt een locatie voor het samenkomen gevonden. De Groote Sociëteit is er. In de tweede helft van de 18e eeuw is de oprichting van een sociëteit geen uitzonderlijk verschijnsel. Het is de tijd van de Verlichting, van de emancipatie van de burgerij, van de sterk toegenomen behoefte aan discussie over de staatkundige en politieke situatie. Er is honger naar kennis en naar kennisuitwisseling op velerlei terrein. De betere burgerij, die elkaar daartoe in de koffiehuizen ontmoet, vormt gezelschappen die zich in een achter- of bovenzaal gaan afzonderen. Zo ontstaan sociëteiten. Er zijn ook andere redenen: het beoefenen van de wapenkunst of literaire uitwisseling. Dikwijls zijn er ook bijkomende motieven: de behoefte aan gezelligheid - gezamenlijk een pijp roken, een kaartje leggen, een glas drinken. In heel Nederland worden in die tijd zulke sociëteiten opgericht. Dikwijls is er ook een overgang van de ene soort naar een andere. Maar hoe dan ook, altijd – bijna per definitie – is een sociëteit een gezelschap en een plaats waar min of meer gelijkgestemden in de locale gemeenschap elkaar kunnen ontmoeten. Op voet van gelijkheid.

Karakter en doelstelling: ‘De gezellige omgang der leden onderling’
De precieze oorsprong van De Groote Sociëteit in Gorcum is niet bekend. Het lijkt erop dat die oorsprong zeker geen politieke is. Het zijn geen patriotten die de Sociëteit oprichten. Ook literaire aspiraties liggen niet ten grondslag aan de oprichting. Het doel is ontspanning, vertier, gezelligheid. Tussen de heren van stand uit de stad onderling èn met de officieren van het garnizoen. Want als vestings- en garnizoensstad kent Gorcum, tot de jaren 60 van de vorige eeuw, veel loslopende officieren die maar al te graag wat gezelligheid zoeken. En zo is het gebleven, al die jaren: gezelligheid. Als hoofddoel, want dat sluit uiteraard niet uit dat er over politiek gesproken wordt, of over kunst en cultuur. Elkaar ontmoeten. Voor de gezelligheid. Zo ligt het ook vast in de Statuten: ‘De vereniging heeft tot doel de gezellige omgang tussen haar leden onderling te bevorderen’. Wat daarin nog wel opvalt is dat er niet staat: in de (lokaliteiten van de) Sociëteit. In de oude Statuten uit 1926 stond overigens nog als doel ‘Te Gorinchem den gezelligen omgang te bevorderen’. Maar hoe dan ook, de sociëtaire gezelligheid is niet exclusief aan de lokaliteit gebonden. Heden ten dage fietsen en golfen leden erbuiten. Excursies vinden jaarlijks plaats. Veel lustrumfeesten spelen zich af op een boot. Om nog maar te zwijgen over de reizen en uitstapjes die subclubs van de Sociëteit – meestal met de dames - ondernemen. De Sociëteit, de lokaliteiten van de Sociëteit in het pand Eind 26, is de thuisbasis en, bij acties erbuiten, de uitvalsbasis van de gezelligheid. De gezelligheid kent dus veel soorten. Maar het gebeurt altijd in een sociëtaire sfeer. Wat is dat precies: de sociëtaire sfeer? Het is, zo vatten wij kort samen, een sfeer van een vriendschappelijke omgang, waarbij respect, tolerantie en nieuwsgierigheid naar elkaar cruciaal zijn. En een zekere stijl. Dat alles gepaard met enig gepast vertier en onder het genot van een drankje.

Een van de oudste
De Groote Sociëteit is oud, nu, in 2020, 250 jaar. Hoewel het een kleine Sociëteit is, is het wel een van de oudste nog bestaande sociëteiten van Nederland. Van vóór de Franse Revolutie zijn er nog maar een paar over. De meeste zijn van erna. Onze Sociëteit heeft het altijd volgehouden, hoewel er vele dieptepunten zijn geweest, ook in de periode die hier beschreven wordt. In 1954 zegt de voorzitter dat ‘we het hoofd net boven water kunnen houden’. En in 1968 schrijft de secretaris: ‘Zijn we genoodzaakt de Sociëteit op te heffen?’. De afgelopen jaren kan het werkelijke sociëteitsleven zonder meer bloeiend worden genoemd. De verhouding tussen actieve en passieve leden lijkt steeds gunstiger te worden. Een groep van ongeveer 50 leden neemt regelmatig deel aan activiteiten in sociëteitsverband. Op dit moment is er dan ook geen enkele reden tot pessimisme. Het gebouw is in goede staat. De financiën zijn op orde. De acht verenigingen die medegebruik maken van het gebouw (met in totaal circa 190 leden) zijn tevreden. En dat zijn ook, en vooral, de eigen leden. De behoefte om af en toe in een sociëtaire sfeer te verblijven is niet weggeëbd op de golven van de grote veranderingen in de samenleving. Maar de Sociëteit is nu natuurlijk een andere dan in 1770. De tradities zijn meegegroeid met de tijd, soms helaas, maar meestal begrijpelijk en terecht. De toekomst van De Groote Sociëteit ziet er dan ook prima uit.

Huisvesting: drie locaties in 250 jaar
De Groote Sociëteit is nu ruim 100 jaar van zijn bestaan gehuisvest aan de westkant van het Eind, in het grote eigen huis nr 26. In de 140 jaar daarvoor waren er slechts twee andere panden. Vanaf de oprichting in 1770 tot 1793 huurt de Sociëteit ruimte van de logementhouder van de herberg ‘Het stadhuis van Amsterdam’, in een inmiddels afgebroken pand aan de oostzijde van het Eind. De logementhouder, die moet zorgen voor kaarsen als het voor de Sociëteitsleden die de kamers huren te donker wordt en voor een haardvuur als het te koud wordt, vraagt steeds meer huur, oplopend van f 100 per jaar naar f 250. Misschien is dat een van de redenen voor het stichten van een eigen sociëteitsgebouw. Dat gebeurt in 1793. Het middeleeuwse huis De Wolsack (in feite twee huizen aan de Grote Markt, de laatste twee vóórdat de Molenstraat begint – nu Grote Markt 12) wordt in 1792 voor f 2400,- gekocht door capitain ingenieur Seger Tierens en Casparus Bijleveld, als directeuren van De Groote Sociëteit, om het te slopen en er een nieuw, eigen onderkomen voor de Sociëteit in te vestigen. De bouw wordt aangenomen voor f 9796,-. Beneden en op de eerste etage komen de sociëteitsruimten (waaronder een spreekkamer, een grote zaal en een biljartzaal), en daarboven woont de kastelein met zijn gezin, een dienstbode en een sociëteitsbediende. Het is een groot pand, dat later nog verder vergroot wordt door aankoop van een huisje om de hoek in de Molenstraat dat bij de Sociëteit wordt getrokken. Het gebouw heeft dan zeven ramen aan de zijgevel, naast de vier aan de voorgevel. De sociëteitsleden hebben er veel ruimte. En het ligt in het hart van de stad. De leden, die er vrijwel iedere dag hun borrel komen drinken, hebben een goed zicht op de levendigheid van Markt en stadhuis. Ongetwijfeld zijn zij bijvoorbeeld op 30 juni 1814 getuige van het schouwspel van het bezoek van tsaar Alexander I als die na de overwinning op Napoleon op terugweg van Londen naar Rusland Gorcum aandoet en ontvangen wordt vlak naast de Sociëteit, in het mooie huis nu Grote Markt 14-15. In 1911 keert de Sociëteit terug naar het Eind, vrijwel tegenover de plek waar in 1770 alles begon. De Sociëteit koopt dan het grote herenhuis Eind 26, gebouwd in 1893 in neo-renaissancestijl, voor f 17.000,- Het is een mooi pand, maar toch wat verder verwijderd van het hart van de stad, en een stuk kleiner, maar wel met een tuin. De Sociëteit laat de begane grond geschikt maken voor de nieuwe functie. Daar is niet veel voor nodig. De grote kamer-en-suite op de begane grond met serre wordt ‘conversatiezaal’. De tuinkamer wordt vergroot, zodat die kan dienen als biljartzaal. Er komt een klein buffet. De voorgevel wordt voorzien van een groot schuifraam aan de linkerkant van de voordeur. De kamer rechts van de voordeur wordt zitkamer voor de kastelein. Boven verandert weinig; de bestaande ruimten worden verhuurd voor bewoning, voor de inwonend kastelein en voor anderen.

Gebruik en medegebruik
Veertig jaar later, in 1950, wordt de Sociëteit geheel gerenoveerd. Het buffet wordt vergroot tot een bar, vóór de kleine keuken. De serre wordt bij de conversatiezaal getrokken, waar een open haard wordt gemaakt. Het biljart verhuist naar voren. De sociëteitsruimten krijgen een houten lambrizering. De Sociëteit wordt hierdoor aantrekkelijker, hetgeen ook van belang is omdat de in 1948 opgerichte Gorcumse Rotaryclub medegebruiker wordt van de Sociëteit. In de jaren daarna wordt nog een aantal andere (service)clubs medegebruiker. De Sociëteit wordt daardoor, en door incidenteel gebruik voor andere doeleinden, een vaste plek in de Gorcumse samenleving voor ontmoetingen In 2009, heeft het gebouw, althans de Sociëteitruimten op de begane grond, opnieuw een face-lift gekregen, waarbij het ook geschikt is gemaakt voor digitale presentaties. Het pand, Eind 26, staat overigens sinds 2002 als ‘jong monument’ op de rijksmonumentenlijst. Tegenwoordig kent de Sociëteit ongeveer 110 'herenleden', 60 ‘damesleden’ en 190 ‘bijzondere leden’, dat zijn leden van (service)clubs die op de Sociëteit bijeenkomen maar geen heren- of dameslid zijn. De Sociëteit zelf, als vereniging, maakt ongeveer 75 keer per jaar gebruik van de lokaliteiten. Acht (service)clubs hebben als medegebruiker in totaal ongeveer 175 bijeenkomsten per jaar. Het gastheerschap en de zorg voor de vele maaltijden die in de inmiddels geprofessionaliseerde keuken worden bereid, is in handen van een kasteleinspaar.

Sociëteitsleven
Het huidige sociëteitsleven concentreert zich in de maandelijks borrel met diner op de Sociëteit: op de eerste donderdag van de maand. Dat is het hoogtepunt van elkaar ontmoeten. In veel gevallen staan die diners in een bepaald teken: een captain’s dinner, een Indische maaltijd, een vaders-zonen of een vaders-dochters diner. Er zijn – al sinds de jaren 50 - ‘eend en de wijn’- diners. Er wordt gesproken, er worden tafelredes gehouden. Een enkele keer is er een externe spreker, maar de Sociëteit is geen instituut voor lezingen. Tegenwoordig is de Sociëteit in beginsel ook iedere vrijdag geopend, voor een borrel en een eenvoudige maaltijd. Voorts zijn er dies-diners en lustrumdiners. In dat laatste geval met afgevaardigden van bevriende sociëteiten. Daarnaast wordt er wekelijks gebridged. Er is jaarlijks een bridgetoernooi, een excursie en een fietstocht. Er is een beleggingsclub die maandelijks bijeenkomt en een kookclub, eveneens iedere maand. En er wordt in sociëteitsverband gegolfd, ook met de partners en met bevriende sociëteiten.

(Gegevens grotendeels ontleend aan het in 2010 door de Sociëteit uitgegeven boek: “Geanimeerd doch roerig’, De Groote Sociëteit te Gorcum, opgericht in 1770, in het bijzonder de jaren 1960-2010’, geschreven door de leden Felix Cerutti en Peter Dieleman)